Hoe onze aardappelen groeien
Overschakelen op andere energiebronnen
Zodra het wortelsysteem volledig gevormd is, begint de aardappelplant zijn energie te gebruiken om stengels en knollen te maken. Deze knollen worden geoogst zodra ze groot genoeg zijn. Tot dit punt kon de aardappelplant zijn energie halen uit de zaailing, de moederplant. Nu de knollen beginnen te groeien, haalt hij zijn groei voornamelijk uit het proces van fotosynthese. Vanaf nu komt er zetmeel en vulling in de aardappel.
Deze fase van de groei van de aardappelplant heeft goede weersomstandigheden nodig, zonder extremen. Want als we te maken krijgen met extreme droogte en de plant in een stresssituatie terechtkomt, zal hij zichzelf beschermen door de knolgroei te beperken en in de 'overlevingsmodus' te gaan. Omdat zijn wortelsysteem volledig ontwikkeld is, kan hij zijn wortels niet verder uitbreiden om dieper in de grond op zoek te gaan naar water.
Een afkeer van extreem weer
Ja, onze aardappelen houden niet van extremen. Dat geldt voor droogte, maar ook voor extreem natte klimaatomstandigheden. De impact van extreem weer hangt echter af van de fase van het groeiseizoen waarin het zich voordoet. Want droogte in de eerste groeifase is niet per se een ramp, omdat de aardappelplant dan nog steeds zijn wortels dieper de grond in kan steken op zoek naar water. Met natte omstandigheden is het hetzelfde: de aardappelen die verrot zijn door extreem natte omstandigheden hebben al vroeg de tijd om te verdwijnen. Als een nat klimaat vlak voor het oogstseizoen begint, kunnen de rottende knollen in het magazijn terechtkomen, gezonde knollen infecteren en 'zieke plekken' in de bewaarsilo creëren.
Dit vormt natuurlijk geen groot probleem voor vroege aardappelrassen, omdat die vanaf het veld rechtstreeks naar de verwerkingsbedrijven gaan. De andere variëteiten die meestal vanaf oktober worden geoogst, belanden een paar maanden in de opslag, tot juli het jaar erop.